Aansprakelijkheid zorginstelling voor brandstichting door cliënt

Een bewoner van een woonzorginstelling sticht ’s ochtends onderweg naar zijn werk brand bij een school. De verzekeraar van de afgebrande school stelt de zorginstelling aansprakelijk voor de schade. De verzekeraar vindt dat er sprake is van een schending van de zorgplicht omdat de zorginstelling meer had moeten doen om de brandstichting te voorkomen.

Een zorginstelling moet toezicht houden op cliënten met een verstandelijke beperking om te voorkomen dat zij zichzelf en anderen schade toebrengen. Een zorginstelling kan aansprakelijk zijn als een cliënt schade toebrengt aan een derde of zichzelf. In dat geval is van belang welke (veiligheids)maatregelen de zorginstelling had moeten nemen gezien de gegeven omstandigheden. Om deze vraag te beantwoorden beoordelen we onder andere hoe groot de kans is dat de cliënt schade veroorzaakt.

Aansprakelijkheid zorginstelling voor brandstichting door cliënt, Rechtbank Den Haag 14 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8527

Beoordelingskader aansprakelijkheid zorginstelling voor schade derden

De rechter schets het toetsingskader. De zorginstelling moet er zoveel als redelijk mogelijk is op toezien dat cliënten zichzelf en anderen geen schade toebrengen. Welke maatregelen nodig zijn is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans is op schade:

‘Mede in het licht van die rechtspraak stelt de rechtbank bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van Middin voorop dat de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer is vereist, in verband met de aard van cliënten met een verstandelijke beperking, met zich brengt dat degene die in het kader van hun behandeling en/of begeleiding het toezicht over hen heeft aanvaard, gehouden is zoveel als redelijkerwijs mogelijk erop toe te zien dat zij zichzelf en derden geen schade toebrengen. Hoever dit toezicht behoort te gaan en welke maatregelen ter voorkoming van het toebrengen van schade de toezichthouder behoort te nemen, hangt af van de bijzonderheden van het gegeven geval, waarbij van belang zijn enerzijds de grondrechten van de betrokkene en de aan diens behandeling en/of begeleiding (uit medisch oogpunt) te stellen eisen en anderzijds de grootte van de kans dat deze zichzelf of derden schade zal toebrengen.’

In dit geval sticht de cliënt brand. De vraag is daarom hoe groot de kans was dat deze cliënt brand zou stichten en welke maatregelen er zijn genomen om dit te voorkomen. De cliënt heeft in een lange periode tweemaal brand gesticht. Het ging daarbij twee keer om een brandje in de zorg accommodatie zelf dat snel kon worden geblust:

‘Uit het dossier blijkt dat er in de periode 2000 tot 2015 dus tweemaal een brandje is gesticht door betrokkene in de accommodaties waar hij toen verbleef.’

‘In dit verband is tevens van belang dat voor zover betrokkene in het verleden brandjes heeft gesticht (die overigens snel werden ontdekt en geblust), deze uitsluitend in de accommodaties hebben plaatsgevonden.’

De zorginstelling was bekend met de brandstichtingen door haar cliënt. De zorginstelling controleerde iedere dag of cliënt verboden voorwerpen zoals aanstekers in zijn bezit had. Daarnaast werd de cliënt structuur geboden met een vaste dag- en nachtindeling. Dit leidde er toe dat er gedurende lange tijd geen soortgelijke incidenten waren. De rechter concludeert daarom dat er geen sprake is van een schending van de zorgplicht:

‘Middin heeft naar aanleiding van die eerdere incidenten bij [instelling 1] structurele maatregelen genomen, in het bijzonder het stimuleren van een passender dag- en nachtritme en de afspraak dat betrokkene elke avond zijn zakken en tassen laat controleren op scherpe voorwerpen, aanstekers e.d. Middin kan dus niet worden verweten dat zij het gevaar, dat betrokkene een fascinatie had voor brandjes en eerder brand heeft gesticht, heeft miskend. Met de genomen maatregelen is het met betrokkene, op voornoemde brandstichting in een prullenbak na, gedurende zeer geruime tijd goed gegaan. Dat is ook met zoveel woorden de conclusie die wordt getrokken in het Collin-rapport (zie hiervoor onder 2.11). In dat licht bezien hebben verzekeraars onvoldoende onderbouwd dat de maatregelen die Middin heeft getroffen in zijn algemeenheid onvoldoende zijn geweest, althans dusdanig onvoldoende dat moet worden geoordeeld dat Middin de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.’

Bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van de zorginstelling kijken we ook naar incidenten kort voorafgaand aan de schadeveroorzakende gebeurtenis. In dit geval was er geen reden om extra maatregelen te treffen naar aanleiding van een recente gebeurtenis:

‘In dat kader merkt de rechtbank op dat in beide hiervoor onder 4.2 aangehaalde uitspraken van de Hoge Raad, waar door verzekeraars naar is verwezen, sprake was van specifieke en concrete gedragingen van de in die zaken betrokken persoon betrekkelijk kort voorafgaand aan de schadeveroorzakende gebeurtenis, welke gebeurtenissen aanleiding hadden moeten geven om onder die omstandigheden meer maatregelen te treffen dan door die instellingen werd gedaan.’

Na de brandstichting neemt de zorginstelling een aantal maatregelen. De rechter oordeelt dat deze maatregelen gezien de brand logisch waren, maar het aanscherpen van de regels is geen reden om aan te nemen dat de zorginstelling deze maatregelen ook voor de brand had moeten nemen:

‘Verder geldt dat Middin steeds van moment tot moment zal moeten bepalen welke maatregelen onder de dan geldende omstandigheden noodzakelijk en evenredig zijn. De omstandigheden dat betrokkene de brand heeft gesticht, ditmaal buiten in plaats van in de accommodatie en dat de brand tot een omvangrijke schade heeft geleid, leggen daarbij gewicht in de schaal. Dat Middin na de brand aanleiding heeft gezien om de door haar getroffen maatregelen (tijdelijk) aan te scherpen, brengt dus niet zonder meer met zich dat zij die maatregelen ook voor de brand al had moeten treffen.’

De cliënt werd dagelijks controleert op ‘verboden voorwerpen’. Op de dag van de brand had de man een aansteker. Onduidelijk is wanneer en waar cliënt deze aansteker in zijn bezit kreeg. Dat de cliënt een aansteker in zijn bezit had, levert daarom geen schending op van de zorgplicht:

‘Maar ook als betrokkene de aansteker eerder dan op de dag van de brand heeft gevonden, is het heel goed mogelijk dat betrokkene de aansteker in zijn kleding (of bijvoorbeeld buiten) had verstopt, en de aansteker bij het controleren van zijn zakken niet is gevonden. De enkele omstandigheid dat de aansteker niet is gevonden levert dan ook – zonder bijzondere omstandigheden die niet zijn gesteld en ook niet zijn gebleken – geen schending van de zorgplicht van Middin op.’

Gratis rechtsbijstand en advies bij letselschade

Bel naar 0800 44 55 000, stuur een e-mail naar info@letselschadeadvocaat.nl of vul het onderstaande contactformulier in.

    Uw naam

    Uw e-mailadres

    Telefoonnummer

    Onderwerp

    Uw bericht

    Bron: www.rechtspraak.nl Rechtbank Den Haag 14 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8527

    Heeft u recht op een letselschade vergoeding?

    Test het hier

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
    Letselschade advocaat